Food Pro·tec·ts – a German-Dutch INTERREG V A-project

TIC 4: Dierenwelzijn

Controle voetzooldermatitis in pluimveebedrijven met een gezamenlijke technologie aanpak

Kwalitatief hoogwaardige en duurzame productie van levensmiddelen, zoals pluimveevlees, is van groot regionaal belang voor de Duits-Nederlandse grensregio. Hiervoor zijn twee groepen van factoren van belang. Ten eerste: met betrekking tot de productie moet een optimale combinatie bereikt worden van dierenwelzijn, diergezondheid, (vermindering van) het gebruik van antibiotica en bedrijfseconomie. Hiervoor is een systeeminnovatie noodzakelijk die al deze factoren integraal (i.p.v. zoals nu: afzonderlijk) aanpakt. Een goed voorbeeld van een noodzakelijke systeeminnovatie zijn de gezondheids- en welzijnsproblemen die veroorzaakt worden door het in het bijzonder in de grensregio hardnekkig voorkomen van Foot Pad Dermatitis (FPD). Ten tweede: een dergelijke systeeminnovatie, i.c. de producten, moeten op de markt gebracht kunnen worden, en wel zodanig dat de verbeterde productieomstandigheden en -kwaliteit wordt omgezet in hogere producentenprijzen; hierbij is de retail een onmisbare schakel.

De doelstelling van dit deelproject is tweeledig:

A: d.m.v. een integrale systeeminnovatie worden huidige problemen in de productie aangepakt, zoals chronische ziekten (waaronder FPD als speerpunt), stress, aangetast dierenwelzijn en (de noodzaak voor) antibioticagebruik; dit zal leiden tot een aanmerkelijke verbetering c.q. voorkómen van ziekten en antibioticagebruik. Hiervoor wordt door diverse partners uit het bedrijfsleven, in nauwe onderlinge samenwerking, (1) de werkelijke/dieperliggende oorzaken van de problemen geïdentificeerd, en vervolgens (2) een vernieuwd productiesysteem ontwikkeld op basis van de nieuwste innovatieve technologieën. Parallel hieraan vindt een bedrijfseconomisch optimalisering van het systeem plaats, waarbij, naast bovengenoemde aspecten, ook zaken als fysieke leefomgeving, volksgezondheid, milieu en ruimtelijke ordening (zie bijv. De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouder (BZV)) meegenomen worden. Belangrijke vragen in dit verband zijn: (1) wat zijn de uiteindelijke productiekosten van de optimalisatie/innovatie, en (2) in hoeverre kan door middel van slimme synergie tussen bepaalde deel-innovaties (bijv. op het gebied van dierenwelzijn en diergezondheid) inverdieneffecten gecreëerd worden die kostenbesparend kunnen zijn.

In dit eerste deel wordt een integraal innovatie-concept ontwikkelt voor het preventieve gezondheids- en welzijnsmanagement van pluimveebedrijven. Dit concept bestaat uit een integrale en bedrijfseconomisch optimale mix van aspecten zoals: het pluimvee-ras, strooisel, voer, type huisvesting, stal- klimaat, etc. Dit zal uiteindelijk resulteren in een systeeminnovatie die gekenmerkt wordt door (1) een vermindering van ziekten (m.n. FPD), (2) een verhoging van dierenwelzijn, (3) een verlaging van het antibioticagebruik, (4) een vergroting van de acceptatie door de omgeving en de consumenten, alsmede (5) een minimale stijging van de productiekosten. Voor dit doel worden in totaal 2*20 pluimveebedrijven uit Duitsland en Nederland bij het project betrokken, om o.a. de nieuwe technologische innovaties in de praktijk te kunnen testen. Voor de verschillende inhoudelijke onderdelen zijn de volgende partners verantwoordelijk: Voeding en strooisel (Agravis, Veravis, ChainPoint), genetica (Hendrix), management gezondheidszorg en medicijngebruik (LK Emsland, LTO, pluimveedierenartsen) en economische optimalisering van managementconcepten (WUR).

B: handel, op de markt brengen en afzet van de producten. Iedere innovatie gericht op verbetering dierenwelzijn, belasting omgeving, etc. leidt tot hogere productiekosten. De uiteindelijke afzet, en de hierbij behorende prijs, is een belangrijke tweede doelstelling van dit deelproject. Deze loopt parallel aan de eerste, maar richt zich op de afzet en uiteindelijk de consument. Potentiële aspecten die in een nieuw concept een rol zouden kunnen spelen (zoals verbetering van het oude (bijv. nog minder dieren per m2), dan wel nieuw (geen antibiotica meer, verbeterd strooisel, ...)) worden, voor zover mogelijk, éérst op hun vermarktbaarheid beoordeeld (middels consumentenonderzoek, door beschikbare resultaten over consumentengedrag uit andere projecten).

Vervolgens kunnen dan mogelijke nieuwe concepten worden ontwikkeld, die daarna onder praktische omstandigheden kunnen worden bekeken, alsmede op de economische consequenties. De eerste lijn (i.c. dier en veehouder) zou hierdoor dus een tweede accent krijgen: naast ‘wat kan er verbeterd worden en wat zijn de effecten op de productiekosten’ ook nog: ‘wat zijn de technische en economische consequenties van een vernieuwd concept vanuit marketing oogpunt’. Het is goed mogelijk, dat dan, vanuit retail gezien, ook andere keten-partners (bijv. slachterijen) betrokken dienen te worden. Bij deze tweede doelstelling wordt nauw samengewerkt tussen onderzoek (WUR, mede als brug naar de ‘technische partners’) en retail (zoals Jumbo, en Edeka).

In zowel het onderhavige TIC4 als TIC3 (Cold Plasma Technology) speelt het aspect klimaat een belangrijke rol. In TIC3 is klimaat het directe aandachtsveld, terwijl bij TIC4 klimaat indirect een rol speelt, bijv. doordat dit strooisels luchtkwaliteit kan beïnvloeden; deze kunnen op hun beurt weer (indirect) de ziektedruk en het dierenwelzijn beïnvloeden. Het zou zonde zijn op opgebouwde expertise bij de één niet ten goede te laten komen bij de andere en vice versa. Daarom zullen beide TIC’s bij het begin van het project bijeenkomen op korte en middellange termijn punten m.b.t. mogelijke synergie-winst te identificeren. Tevens zullen beide TIC’s personen met deze ‘brug-expertise’ aanwijzen, die namens hun TIC de communicatie richting de ander voor hun rekening nemen.

Tenslotte zal op het gebied van de geïdentificeerde synergie-winst-punten regelmatig overleg en uitwisseling van kennis en expertise plaatsvinden (minimaal één keer per half jaar); doel: nuttige en bruikbare kennis van de één in het andere TIC te gebruiken.

In dit deelproject worden minimaal drie innovatieve producten ontwikkeld:

  • monitoringsysteem voor voedingsmiddelen (internet-gebaseerd),
  • basis diermanagement innovatie-concept incl. technologische innovaties op de gebieden voeding/ strooisel, staltechnologie, stalklimaat, genetica/ras en overige veehouderij-aspecten (toegepast en getest op 40 regionale bedrijven),
  • systeem voor het ondersteunen van het management van bedrijven.

 

In samenwerking met de retail wordt bovendien een basis gelegd voor een innovatief marketingprogramma voor pluimveeproducten.

Bedrijven, die voortdurend problemen met diergezondheid hebben, worden op middellange termijn gesloten. Dit betekent een verlies van arbeidsplaatsen en economische achteruitgang voor de regionale pluimveesector. Door technologische innovatie op verschillende gebieden zal dit project een bijdrage kunnen leveren aan een systemische verbetering van de manier waarop pluimveebedrijven met dieren omgaan zonder economisch gezien te duur te worden. Een effectief diermanagement innovatie-concept is dus niet alleen belangrijk voor de sector, maar ook voor de overheid en de maatschappij. M.b.t. dit laatste: acceptatie van pluimveehouderij in de beperkte en ruime omgeving van de bedrijven is essentieel; dit deelproject beoogd expliciet deze maatschappelijke acceptatie te bevorderen. Het marktpotentieel voor een systemische innovatie door technologische en organisatorische verbeteringen is groot, zowel aan de producenten- als aan de consumentenkant. Een nieuwe standaard, om het met de woorden van Jumbo Supermarkten te zeggen, heeft al te lang op zich laten wachten.

Milestones

  • WP 1 Ontwikkeling van een gezamenlijk aanpak voor de pluimveeproductie (projectjaar 1-3)
    • Ontwikkeling concept
    • Technologische ontwikkeling
    • Beproeving in de praktijk
  • WP 2 Innovatieve marketingconcepten voor nieuwe pluimvee producten (projectjaar 1-3)
  • WP 3 Project evaluatie (projectjaar 4)


Looptijd: 01-07-2016 - 30-06-2020
Totale kosten (indicatief): € 846.128,00

Binnen het cluster werken in totaal vier projectpartners grensoverschrijdend samen: